Ogen ze kijken.
Zien waar je bent.
Ogen die lijken.
Alsof je ze kent.
Ogen ze stralen.
Maken zich groot.
Ogen die dwalen.
Leggen alles bloot.
Ogen ze tranen, van verdriet of geluk.
Ogen die lachen, maken zich niet druk.
Ogen vol met vragen.
Ze verraden wat ik zeg.
Ogen die alles zagen.
Met de ogen dicht, droom ik weg.