Door de zon beschenen.
De stralen van haar licht.
Wolken net verdwenen.
De zon in mijn gezicht.
Fiets ik door de regen.
Door de bergen vol geluk.
Met de wind mee en dan weer tegen.
Trap ik de ketting bijna stuk.
Even stoppen, ben kapot.
Loop ik verder naar boven.
Met m’n fiets zonder slot.
Moet ik er aan geloven.
Ben hier wie ik zijn wil, haal alles uit de plooi.
Wat is het hier overweldigend mooi.
De regen valt, ik trap stevig door.
Het is hier, waar ik mijn hart verloor.