Rennen van daar naar hier,
geen tijd, al kwart voor vier.
Maak ik mezelf knetter gek,
soms last van een energielek.
De nachten kort, dagen te lang,
plak mij maar achter het behang.
Maar de zon straalt, een nieuwe dag,
ik groet haar met een glimlach.
Veel gedaan, wil niets vergeten,
kapot moe, eerst wat eten.
Genoeg te doen, niets echt veranderd,
als een schip zonder haven, verankerd.
Dobber ik rond in het water,
mijn zorgen zijn voor later.
Voor nu alles goed, zal ik hier verblijven,
laat me maar, ik ga verder met schrijven.